Starbucks
Op 3 januari was de opening van de 15e Nederlandse Starbucks vestiging een feit. In Nijmegen nog wel. Normaal gesproken was dat langs mij heen gegaan, maar omdat ik sinds een maand of drie frequent op het station te vinden ben wegens een klus buiten de stad, was ik getuige van deze mondiale gebeurtenis.
Modern mens als ik ben voeg ik mij op een vroege ochtend zodoende ook in de rij wachtenden voor een beker cappuccino. Per slot van rekening moet treinreizen wel leuk zijn, en een kop verse koffie draagt daar zeker aan bij. In de Starbucks gaat het er anders aan toe dan in de Kiosk. Zo is het meisje achter de toonbank die dinsdagochtend heel blij mij te zien. Echt superblij, te blij bijna. En ze praat geen Nederlands maar Engels of Italiaans, ik versta haar in ieder geval niet goed maar dat komt misschien omdat ik overdonderd ben door de keuze en naamgeving van de koffies en andere consumpties.
Schoorvoetend bestel ik een gewone cappuccino - de dag is per slot van rekening nog maar net begonnen - en kies het kleinste formaat. Het meisje wil mijn naam weten en schrijft deze op een beker. Ik reken af, bijna het dubbele van mijn Kioskkoffie.
Het wachten begint, want koffie van Starbucks is vooral wachten, wachten totdat je naam geroepen wordt en jij je beker in ontvangst mag nemen. Alsof het haute couture is in plaats van gewone confectie. Niets haute couture, Starbucks cappuccino smaakt naar warme melk met een beetje koffie en belandt daarom direct in de prullenbak op het perron. Niet het vuilnisbakje in de trein dus, want mijn trein is ondertussen door het getut bij Starbucks allang vertrokken. Als ik ’s avonds weer in Nijmegen arriveer en langs de Starbucks loop, verdringen zich daar studenten om één of andere koffievariant te bemachtigen. Ik snap hier niets van en denk dat ik minder modern ben dan ik zou willen zijn.